La strada was een gekke voorstelling
Ik vond het heel rommelig, al kwam dat mischien ook door het publiek
Aan de andere kant werd er af en toe wel goed gedanst, het acteer werk was ook niet helemaal geweldig
Vandaar 2 geweien en 3 tomaten…
Ik kan niet anders zeggen dan dat ik heb genoten van de voorstelling.
Ik vond alles zo herkenbaar dat ik echt veel gelachen heb, maar af en toe moest ik ook even slikken bij een paar liedjes.
Man, wat een prachtmens en wat en prachtstem!!!!!
Ik zou het zeker iedereen aanraden.
De toeschouwers zitten boven een put waarin de ene acteur in het water staat en zijn tekst ‘zegt’, terwijl de andere verdronken op zijn buik ligt. Na verloop van tijd wisselen ze van rol. Al drie maanden geleden sprak Teun Luijkx het gedicht The Waste Land van T.S. Eliot in (in de vertaling van Paul Claes). Vanavond ‘lippen’ Luijkx en Steltenpool die vertraagd afgespeelde geluidsopname. Net als in Kwartet, Missotten’s vorige project, bepalen de acteurs ook nu weer met een druk op de knop wanneer we een volgend woord of een volgende woordgroep te horen krijgen. Die vorm is boeiend. Niet alleen het playbacken en de plas water, ook de regen, de soundscape, de muziek, de lichteffecten, het klopt allemaal. Maar Kwartet bestaat uit dialogen, daar werkte het heel goed, ook de tekst kwam toen tot zijn recht, ondanks al die ogenschijnlijk afstandelijke techniek. Nu, bij The Waste Land, een gedicht, en dan ook nog eens een niet zo makkelijk te interpreteren gedicht, werkt het een stuk minder. Nu zitten die technische foefjes, althans bij mij, het concentreren op de inhoud af en toe flink in de weg.
Gisteren naar ‘La Comedia’, de nieuwste opera van Louis Andriessen geweest. De muziek was prachtig en bleef twee uur lang boeien. Maar of je dit een opera kunt noemen?
Het verhaal was erg fragmentarisch en het decor werd niet echt benut. Al met al was het meer een concertwerk zoals ‘de Staat’, dan een opera.
Qua vorm deed het me aan “Snowwhite” van Micha Hamel denken, de zelfde werkmannen met de zelfde gele helmpjes, ‘n koor dat op het einde het publiek direct aanspreekt met een lullig melodietje en veel grappige citaten uit de lichte muziek.
De uitvoering was prachtig. Jeroen Willems zong voor een acteur verrassend goed, Christina Zavalloni deed me twijfelen of ze actrice of zangeres was en Claron McFadden en Marcel Beekmans gaven zangles.
De zwakste schakel waren de ‘Synergy Vocals’. De sopranen klonken schel, de bassen haalden hun laagste noten niet (die overigens niet laag waren). Het was niet te horen in welke taal ze zongen, laat staan dat het verstaanbaar was.
Ik begrijp niet dat DNO, als er een Nederlandstalig werk uitgevoerd moet worden, voor zo’n middelmatig Engels clupje kiest. Dit terwijl er zoveel goede Nederlandstalige ensemble zangers zijn; ‘t Egidiuskwartet, Frommerman, ‘t Nerderlands Kamerkoor, Capella Amsterdam etc. etc.
De geweien zijn voor Andriessen, ‘t Asko/Schonberg ensemble en de solisten. De tomaten zijn voor DNO: voor het inhuren van de ‘Synergy Vocals’ en voor het uitgeven van veel geld, aan een onnodig decor.
Een zeer verrassende, luchtige, humoristische voorstelling, waar ook de tragiek van de personages goed naar voren kwam. En dat in 25 tot 30 minuten. Petje af!!
Na het zien van deel 1&2 waren we benieuwd naar deel 3&4. Deel 3 speelt zich af op een camping en betreft de kwestie van het verdelen van het geld na verkoop van de witgoedketen. Een tomaat voor de tekst (Gijs na afloop: “een klucht”) waarin teveel wordt teruggegrepen naar eerdere verwikkelingen. Ook deel 4 als slotdeel duurde her en der wat lang, maar boeide door een aantal bespiegelingen over liefde en dood (zoals bij Gijs Scholten van Aschat en Carine Crutzen) wel degelijk. Ook geweien voor Marisa van Eyle, die we nog niet eerder zo mooi hebben zien spelen. Heel herkenbare thematiek. Het aantal mannelijke toeschouwers was op deze voetbalavond bijzonder laag en het bleef nog lang onrustig na afloop.
Altijd leuk, een voorstelling over een fabriek die gaat sluiten met échte arbeiders in de hoofdrollen. Het begint goed, met een busreisje waarbij je op je MP3speler anecdotes van Calvémedewerkers hoort. (Wel jammer dat de spelers niet goed stonden afgesteld waardoor we niet alles te horen kregen). Daarna gaat het mis. Het blijkt dat we het terrein niet op mogen. De brief die de maker hierover van Unilever heeft gekregen wordt maar liefst twee keer voorgelezen (waarom?) Een van de busreizigers maakt zich hier kwaad over en ontpopt zich tot verteller. Zijn verhaal bestaat uit wat willekeurige herinneringen. Vervolgens spelen drie huidige Calvémedewerkers een stukje uit de Kersentuin langs het water. Tot slot mogen we in een tent naar tvschermen kijken waarop we Staessens zien inbreken in de fabriek op zoek naar de pindakaas. Wat een mooie documentaire voorstelling had kunnen worden is zo verzand in los zand.
Gezien op Festival Mooi Weer Spelen in Delft. Dit is een voorstelling die zich afspeelt op een kermis. Het publiek is kermisbezoeker en je mag dus in raden lopen (spannend!) en zweefmolens zitten, op een fietsje over een koord rijden etc. De kermisfamilie is, natuurlijk, wat vreemd en tijdens de acts in de tent wordt daarover verteld. Af en toe wordt ook wat haat en nijd tussen verschillende familieleden zichtbaar. Ik had daar meer van verwacht, zoals in Bingo van de Gebr. Flint jaren geleden. Nu bleef het allemaal nogal vaag en werd je niet echt meegesleept. Dat kwam misschien ook door het Vlaams, dat niet altijd goed te verstaan was. Op het eind hang je maar wat rond, je afvragend of je al weg mag.
Deze voorstelling speelde op locatie in Utrecht. De locatie is een braakliggend stukje stad. Dat ziet er niet echt mooi uit. Vervolgens heet het stuk Interieur en moeten we geloven dat de mensen die achter een soort matglazen lamellen zitten binnen zijn. Terwijl ze tussen gras en zand zitten. Het ene gewei is voor de zang: die is bij vlagen mooi. Maar van een spannend verhaal, mooie teksten of goed acteren is geen sprake. Jammer.
Een documentaire videovoorstelling. Ik had het nog niet eerder meegemaakt. Het speelt in een klein plaatsje (paar huizen) in Colorado, genaamd Bonanza. De belangrijkste huizen hebben de makers nagebouwd op een soort modeltreintjesspoorbaan. Daaronder hangen vijf schermen, waarop je de bewoners van die huizen volgt. Eerst lijkt het allemaal gezellig en mooi, langzamerhand kom je erachter dat het een en al haat en nijd is. Het is dus tóch theater en hoort thuis op Festival aan de Werf en niet op IDFA. Ik vond het mooi.