Ooit werd er om gelachen, om de schuilkelder achter in zijn tuin, daterend uit de koude oorlog. Nu, nu zich een catastrofe afspeelt (een aanslag, een nucleaire ramp?), is diezelfde kelder zijn redding. Mark zit hier, samen met zijn collega Louise, onkundig van de situatie buiten. Voorlopig hebben ze wat ze nodig hebben, eten, een mes, spelletjes. Maar kunnen ze de dreiging buiten overleven? Of moeilijker nog, kunnen ze elkaar overleven?
‘After the End’ wordt op een heerlijk energieke manier uitgevoerd door het Huis van Bourgondië. Ik heb de hele voorstelling genoten en ben erg voldaan en tevreden naar huis gegaan, een absolute aanrader!
prachtig, gaat dat zien! een voorstelling die met veel toewijding gemaakt is door makers die volkomen de noodzaak begrijpen van dit stuk op dit moment, met grote betrokkenheid bij het verhaal en de personages. vanaf het allereerste moment is een levensader geraakt, wanneer een afrikaanse asielzoeker met grote glimlach het publiek aankijkt en het verhaal van zijn vriend en zichzelf vertelt. hij nodigt uit te luisteren en kijken naar de acteurs die met grote aandacht, mededogen en humor hun uiterst kwetsbare personages neerzetten in een ontzagwekkende, voor sommigen verpletterende wereld.
Verschrikkelijk, langdradig, over de top. Je vindt het fantastisch of verschrikkelijk, ik het laatste. Bijzonder was het zeker. Gelukkig was het feest na de voorstelling Super!
Fantastische voorstelling, verdient volle zalen met een wachtlijst voor kaartjes. Zwaar thema op indringende wijze in beeld gebracht, prachtig indrukwekkend spel. Gaat dat zien!
Kunst?
Dit is een nieuwe dimensie voor slecht. In en in slecht. Geen verhaal lijn, een hoop geknor en een hoop geschreeuw. Mocht je kaarten hebben: Verkopen die hap. Gezien in de Naald in Naaldwijk, vrijdag 30 maart. Net als plus minus 40 andere kunstliefhebbers de zaal voortijdig verlaten.
Signant detail: Geen applaus achteraf.
Eindelijk! Een voorstelling die nazindert. Na lange tijd heb ik weer kunnen ervaren wat ‘theater beleven’ betekent.
Eerste gewei voor de lokatie. Ik wist niet dat er in Leiden zulk een uniek gebouw stond waar voorstellingen worden gegeven. Daarbij weten de makers de speelruimte verbluffend te benutten, zowel visueel als auditief. En meer ga ik niet verklappen.
Tweede gewei voor de kostuums. Eerst begreep ik niet dat ze ook een functie hadden. Geweldig hoe die functie steeds duidelijker wordt en de kostuums bijna een technisch middel worden.
Derde gewei voor de muziek en de manier waarop het werd gebracht. De live nummers mogen van mij zo op cd gezet worden. En AC/DC, ja, geweldig om hun nummers hier te horen. Na Thunderstruck snap ik hoe deze band haar publiek doet opstijgen.
Vierde gewei: het maffe, overvloedige decor, de knutselachtige projecties, de scherpe visie op de mens, de smakelijke eierlucht, de dampende brooddoos enz.
En tot slot het vijfde gewei als aanmoediging voor nog veel van dit soort theatervoorstellingen.
Dinsdagavond in Eindhoven naar Rouw siert Electra geweest. Met dank aan Buzzer voor de vrijkaarten.
De voorstelling zelf was erg goed. Simpel decor, creatief met multimedia erbij en erg overtuigend gespeeld.
Het mooie was dat alle spelers hun fouten hadden en dat je toch met allemaal iets van sympathie voelde. Geen zwart-wit goede of kwade personen.
Lichamelijk was het een erg expliciete voorstelling. Een nadeel was de lengte. Omdat de dialogen lang, heftig en snel waren en de voorstelling zo’n 3h duurde, koste het aardig wat energie. Maar alles bij elkaar een goed gespeelde uitdagende voorstelling en de moeite waard om te gaan zien.
De afgelopen jaren is een ware golf tot stand gekomen van toneelstukken met een onderwerp dat aan de klassieke oudheid ontleend is: maar liefste twéé Oresteia’s – de ene van theatergroep ‘De Appel’, de ander van het ‘Nationaal Toneel’ –, een Phaedra en diverse Elektra’s, waaronder de bezochte voorstelling van de ‘Toneelgroep Amsterdam’. Waar andere theatergroepen zich in hun opvoeringen van klassieke drama’s hebben proberen te onderscheiden door middel van een extreem lange speelduur (De Appel) of een uitbundig decor (Nationaal Toneel), speelt Toneelgroep Amsterdam in deze opzichten op het eerste gezicht een ‘normale voorstelling’ – wat positief genoemd kan worden: de opvoering is dusdanig krachtig dat voornoemde kunstgrepen alleen maar af zouden leiden. De kracht van het stuk zit hem naast de uitstekende acteurs – de hysterische schreeuwerigheid die vaak kenmerkend is voor Nederlands toneel ontbreekt vrijwel geheel – in het plot (dat uit 1930 dateert): het klassieke verhaal van Elektra is naar een min of meer contemporaine context vertaald. Dit leidt tot een boeiende en bij wijlen verrassende voorstelling. Het acteerwerk is zoals gezegd over het geheel genomen uitstekend, hetzelfde geldt voor het multifunctionele, multimediale decor. De voorstelling weet met deze elementen de aandacht van het publiek goed vast te houden. Het enige werkelijke minpunt dat genoemd kan worden is de soms wel erg expliciete verbeelding van seksuele handelingen: kan men zich bij het naakt rondlopen van enkele van de acteurs op het toneel hoogstens afvragen wat de functie hiervan binnen het stuk is (het lijkt er toch op dat het vooral om de naaktheid zelf gaat), het expliciet tonen van een fellatio – zij het in een filmpje – is ronduit onsmakelijk én onnodig. Deze explicietheid was er waarschijnlijk mede de oorzaak van dat enkele bejaarde bezoekers de schouwburg in de pauze verlieten.
Leuke objectmime voor de jeugd over meccanoo, hamertjes en bouwen tot in de hemel. Leuke vondsten, maar niet helemaal scherp in de uitvoering. We zagen het met zeven man publiek op het nieuwe podium Mozaïek in Amsterdam Bos en Lommer - pardon: trendy West. Het is een mooie zaal (oude kerk), maar laten we zeggen dat het z’n publiek nog moet vinden.
Geduwde lucht overtuigt niet. Dans voor tussen de oren, dat is Pushing Air van Anouk van Dijk dc. Het concept dat Van Dijk zelf noemt in het bijgeleverde programma wordt weliswaar volledig waargemaakt: ‘ze verplaatsen lucht’ en ‘[…] ze organiseren en reorganiseren de ruimte met simpele variaties in beweging, ritme en dynamiek’. Na een dik uur kijken naar geduwde lucht, rijst echter de vraag of deze schaarse ingrediënten wel genoeg zijn voor een goede dansvoorstelling.
Start van de voorstelling. Donker. We horen een industriële geluidscollage van een denderende metro, een zware hartslag, een hevig tikken als van een gigantische klok. Een in het donker eenzaam knipperende TL-balk wordt na een tijd ingeruild voor hard-witte podiumbelichting. Een kaal decor wordt zichtbaar. Vier lange stalen buizen aan kettingen vormen samen een soort van boksring. De dansers liggen binnen en buiten de ring. Wijfelend, hortend en stotend komen ze op gang.
Als de dans vordert zien we een spel met de ruimte. Het ‘in-de-ring’ en ‘uit-de-ring’ zijn, die – niet buitengewoon verrassend – als een soort strijdperk wordt gebruikt (metafoor voor de maatschappij?). Om en om proberen de dansers er vaste voet te krijgen, hun ritme te vinden, soms alleen, soms samen, maar altijd van korte duur en niet te dichtbij elkaar. Ontelbare pogingen worden ondernomen, maar ze lijken geen moment in staat om in harmonie met elkaar en de ruimte te zijn. De bewegingen van de dansers zijn vaak hortend en getrapt, met een sterke hang naar de vloer. Soms ook vrij organisch, maar dan wel met onnatuurlijk pauses en schokken. Er wordt af en toe gedanst in paren, in dat geval wel vaak in contrapunt tot elkaar. In een scène in het midden van de voorstelling is het enige echte ensemblestuk, wanneer de dansers als een soort cilindermotor één voor één liggend op de grond op het ritme omhoog springen en weer vallen, als vissen op het droge.
Tijdens de voorstelling wordt snel duidelijk dat de dansers zelf voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de live-soundtrack van de voorstelling. Vaak is een van de vier dansers (Phillip Fricke, Birgit Gunzl, Angela Müller en Nina Wollny) heimelijk of juist overduidelijk geluiden aan het produceren bij de speciaal aangebrachte microfoons. Deze geluiden vinden - eerst puur en daarna gemodificeerd - later onvermijdelijk hun weg terug in de soundtrack. Een op zichzelf interessant gegeven dat knap is uitgewerkt. Het levert af en toe mooie losse geluiden en sferen op. Nadeel is echter dat het na een tijd iets weg heeft van een trucje. Bovendien zijn interessante geluiden alleen niet genoeg om een interessante compositie te maken. Net als in de dans ontbrak hier een soort doorgaande lijn.
Als toeschouwer zoek je bij Pushing Air naar een lijn, een emotie, wat dan ook. Eerst hoopvol, later wanhopig. De enige constanten lijken echter het kale decor en de industriële soundscape te zijn. Het is geen moment mogelijk om mee te gaan in de beweging. Om op te gaan in de dans. Als je denkt een idee te hebben van een ritme, een thema of een choreografie, is ‘t al verdampt. De voorstelling is beklemmend en frustreert. Het commentaar van mijn Frans-Nederlandse gezelschap die avond was misschien nog het meest treffend: “Het kwam binnen in mijn ‘oofd, maar het ging nooit naar mijn ‘art.”