Oude Engelsen die het op een niet zo gezellig feestje over hun club hebben. Eentje komt binnen en zegt dat er soldaten buiten bezig zijn, maar daar wordt geen aandacht aan geschonken. Het nieuw opgerichte collectief Zomergasten zijn oud klasgenoten uit Arnhem en ze opereren in de traditie van de acteurscollectieven, met dito speelstijl. Ik vind het een wonder dat zulke jonge mensen daar nog steeds mee weg lopen, maar het voordeel van die alles-zelf-doen filosofie is wel dat ze met opgestroopte mouwen aan de start verschijnen. Het zijn theatermakers, geen theaterwerknemers. Spelers kortom waarmee goede voorstellingen gemaakt kunnen worden. Deze vond ik jammer genoeg nog niet zo goed. Behalve dat het idee veel te makkelijk moralistisch was, pakten ze de pauzes van Pinter ook verkeerd aan. Ze maakten er ‘bedelwitjes’ van, een typisch verschijnsel in de voorstellingen van acteurscollectieven. Het is een stilte waarin niks gebeurd, maar die vooral ruimte moet laten voor een verstandhouding tussen speler en publiek. Als reactie op het retorische acteren van veertig jaar geleden moet de speelstijl een openbaring, een ware vernieuwing geweest zijn die perfect paste in de tijd waarin het intieme en het goede synoniemen waren. Zo’n stilte kan denk ik nog wel werken als het geweid is aan de vraag hoe een acteur iets in spel kan verbeelden, maar daarvoor moet hij of zij toch minstens veel zin hebben om te spelen. Een paar jongens hadden die zin in principe genoeg, maar ze beperkten zich wel tot de momenten waarop ze tekst hadden. Belangrijkere constatering echter is dat ik het veel beschaafder en geestelijker vond dan ik had verwacht. Alsof ze in de kleedkamer veel leuker zijn dan ik op het toneel gezien heb. Ik ben benieuwd hoe ze verder gaan.